Stap 1: theorie
Het stroboscopische effect is echt een verschijnsel van aliasing, die is het resultaat van onder bemonstering. Als u bekend met digitale signaalverwerking bent, wellicht u weet dat een signaal dat wordt bemonsterd "aliassen" afhankelijk van de samplingfrequentie gebruikt kan produceren. Een signaal dat is bemonsterd op minder dan twee keer de frequentie kan resultaat alias, die een lagere frequentie dan de oorspronkelijke signaal heeft genoemd.
Als een signaal wordt bemonsterd met een snelheid die precies dezelfde frequentie als die van het ingangssignaal, vervolgens het monster zal plaatsvinden op hetzelfde punt in de cyclus, en dus dezelfde waarde altijd zal worden gelezen. Omdat de bemonstering in dezelfde waarde telkens resulteert, wordt de resulterende bemonsterde signaal vertegenwoordiging als DC waarde in plaats van de afwisselende golfvorm van het werkelijke signaal weergegeven. Het oorspronkelijke signaal heeft dus zijn downshifted in frequentie op een DC-signaal. Hetzelfde concept is van toepassing op de stroboscoop. De werkelijke draaisnelheid zal worden downshifted tot nul in de ogen van de waarnemer, waardoor het valse beeld dat het object is stil.
Het object verschijnt ook stationaire wanneer de frequentie van de stroboscoop een integer deel van de roterende frequentie, zoals een halve, eenderde of één weer is, enz. Dit is omdat deze gevallen ook in het object worden verlicht resulteren zal als er op dezelfde plaats elke keer.
Als de frequentie van de flitser iets lager of hoger is dan de rotatie snelheid (of een geheel getal breuk van de roterende tarief) van het object is, verschijnt het draai langzaam vooruit of achteruit. In deze gevallen heeft de rotatiesnelheid is downshifted aan een snelheid iets groter is dan nul in het oog van de waarnemer.
Het uiterlijk van een roterende object verlicht door een flitser prima overweg met meer complexe gedrag als het roterende object meerdere identieke sectoren, zoals de spaken van een wiel of de bladen van een ventilator of de propeller heeft. In deze gevallen, het object kan worden weergegeven stationaire wanneer de periode van de frequentie van de stroboscoop een geheel getal is veelvoud van de roterende periode gedeeld door het aantal sectoren. Indien de afzonderlijke sectoren vergelijkbaar genoeg zijn in verschijning dat deze identiek aan een waarnemer zijn, wordt het object weergegeven stationaire voor een stroboscoop frequentie waar is een van de identieke sectoren in een bepaalde positie. Als de frequentie van de stroboscoop is geveegd, merken de waarnemer verschillende punten waartegen de rotatie verschijnt eerst traag, dan stoppen, en dan beginnen draaien in de tegenovergestelde richting.